De spelregels van padel lijken op tennis.

Het spel begint met de service, deze is wel anders dan bij tennis. De service wordt altijd onderhands gespeeld en de bal moet onder heuphoogte worden geserveerd. De bal moet in het diagonaal gelegen vak van de tegenstander worden gespeeld. De service mag na de stuit niet tegen het hekwerk komen, wel tegen de glazenwand. Tijdens de service sta je achter de servicelijn. Als je de eerste service mist, mag je een tweede poging doen. Raakt de bal het net? Dan noem je dat een ‘let’. De service moet dan opnieuw worden uitgevoerd.

Padel wordt gespeeld met vier spelers (2 tegen 2). De teams staan op een eigen speelhelft en spelen de padelbal heen en weer. De bal mag maar één keer op de grond stuiteren en moet dan worden teruggeslagen. Dit mag ook via de wand van je eigen helft. Volleys zijn echter ook toegestaan, daarbij stuitert de padelbal dus niet eerst op de grond. De bal moet eerst de grond raken voordat de bal tegen de glazenwand van de tegenstander aan mag komen.

De puntentelling werkt hetzelfde als bij tennis. Dit betekent dat er op de volgende manier wordt geteld: 0, 15, 30, 40 en game. Als je zes keer een game wint, win je de set. Bij een stand van 40-40 (deuce) moet je nogmaals twee punten scoren om de game te winnen. Wat betreft sets speel je ‘best out of three’.

Het punt wordt gemaakt als de bal twee keer stuitert, rechtstreeks tegen de wand komt of in het net komt.

De bal mag zelfs van buiten de kooi gespeeld worden, zolang de grond niet meer dan twee keer geraakt wordt.

Of bekijk deze video